
De Indiase schrijver Aravind Adiga (1974) ontving in 2008 voor zijn debuut De witte tijger de prestigieuze Man Booker Prize. In die roman vertelt de hoofdpersoon waarom hij zijn baas vermoordde en hoe hij zich aan de armoede heeft proberen te ontworstelen. Een duidelijke aanklacht tegen het kastenstelsel in India. Een moedig en geestig boek. En dat in een land dat slecht kritiek verdraagt. In de eveneens in 2008 gepubliceerde verhalenbundel Tussen de aanslagen trekt Adiga nog steviger van leer tegen het onrecht dat de allerarmsten treft. Zijn nieuwe epische roman >i>De laatste man in de toren komt vrijwel direct na verschijning nu ook in het Nederlands uit. In India is het boek bijna niet aan te slepen. Opmerkelijk, aangezien Adiga ditmaal de middenklasse ongenadig onder de loep neemt. Een gesprek met een ‘angry young man’.

De bewoners van de corporatie zijn bijna allemaal voor verkoop. Op een paar na, maar die gaan al snel om. Alleen de oud-leraar Yogesh Murthy, bijgenaamd Masterji, houdt voet bij stuk. Hij is weduwnaar, zijn jonge veelbelovende dochter is uit een forensentrein gestoten en op de rails doodgebloed en zijn zoon heeft een eigen gezin en niet veel aandacht voor zijn vader. Masterji klampt zich vast aan zijn herinneringen en aan zijn appartement.
Het flatgebouw in uw boek is haast een staat in een staat. Hoe kleiner de setting van een roman, hoe groter de literatuur? Is het gebouw een metafoor voor de Indiase samenleving?
Ik heb het gebouw niet bewust gekozen als een microkosmos van India, maar de etnische en religieuze samenstelling is wel typisch voor Mumbai, dat een zeer diverse, kosmopolitische stad is. Dit gebouw symboliseert het zogenaamde nieuwe India. Het is gebouwd in 1959. Op de gevel zit een plaquette ter ere van de geboortedag van de geliefde eerste minister Pandit Nehru. Eerst woonden er katholieken, toen kwamen er keurige hindoes bij en sinds de jaren tachtig waren enkele van de ‘betere moslims’ ook welkom. Er is een vorm van samenhorigheid. Maar het hemd van het onderling fatsoen is dun en staat of valt met goede conciërges en bewakers. Toen ik in 2006 mijn baan als journalist bij de krant opzegde om mijn debuutroman te voltooien, kon ik alleen in Vakola, dat een armere wijk is, direct een appartement huren. Deze nieuwe roman is daar indirect het resultaat van. Ik heb er niet bewust naar gezocht, het boek heeft mij eigenlijk gevonden.

Ze zijn tegenstanders, maar vullen elkaar ook aan. Ze dragen allebei oogkleppen, zijn er feitelijk van overtuigd dat ieder voor zich de wijsheid in pacht heeft. Beiden denken zeker te weten wat goed is voor het individu en voor de stad. En dat doel jagen ze op geheel eigen wijze na. Shah is niet alleen maar een schurk of een egoïst of een held. En datzelfde geldt voor Masterji. Belangrijk is dat Masterji zich op een gegeven moment realiseert dat hij niet tégen iemand strijdt, maar vóór een bepaalde kaste, voor behoud van een manier van leven. Daarom wordt het voor hem eigenlijk onmogelijk om het contract te tekenen.
Het is ook niet voor niets dat de jonge mensen in toren B allemaal wel heel snel overstag gaan. Zij hebben meer voeling met de snel veranderende wereld en de globalisering. Misschien was het aanbod van Shah voor de oudere mensen ook eenvoudigweg te astronomisch om daadwerkelijk te kunnen bevatten. In deze roman wilde ik niet zoals in mijn debuut en in de verhalenbundel Tussen de aanslagen die daarop volgde, alleen het India van de armoede beschrijven, maar ook het India van de middenklasse. Vanuit zoveel mogelijk perspectieven. Ik heb er erg voor moeten waken om niet partij te gaan kiezen. Al doe ik dat op het einde toch wel een beetje.

Nee, ik denk dat het voor iedereen die geduld en empathie heeft, mogelijk is om mensen van een ander continent en van een andere cultuur te begrijpen. Als we dat niet accepteren, dan raken we verstrikt in de val van ‘het exotische’, dan worden we voer voor oriëntalisten.
Is Masterji een nihilist?
Wanneer je voor de eerste keer naar India komt, of als je na vele jaren in het buitenland weer terugkomt, kan je geschokt raken door de corruptie die tot alle lagen van de bevolking is doorgedrongen. Maar na een paar jaar in India valt het op dat er heel veel mensen uitgesproken eerlijk zijn. Dit land heeft altijd idealisten voortgebracht. En op een bepaalde manier is dat misschien nog wel meer verbazingwekkend. Waarom wil iemand geen water bij de wijn doen? Waarom wordt inflexibiliteit bij iemand tot een onwrikbaar principe? Soms vraag ik me af of idealisme niet een groter gevaar is dan corruptie en of het werkelijk iets meer is dan egoïsme, of zelfs een soort van nihilisme. Het personage Masterji heb ik geschapen om een aantal van die kwesties te verkennen. Het is belangrijk dat je in je eigen vlees durft te snijden. Dat is zeker voor Indiërs niet gemakkelijk, maar het is van essentieel belang bij het vormen van een nationaal bewustzijn.

Elk land dat bewust heeft gezocht naar de status van ‘superpower’, is aan de ambities te gronde gegaan. Wat Amerika tot een grote natie maakte, en nog steeds maakt, is niet het nucleaire arsenaal, maar de capaciteit van het land om immigranten te inspireren en hoop te geven. ‘The great American dream’. Het belangrijkste doel voor de nabije toekomst van India is het verhogen van de levenstandaard voor álle burgers. En daar is het land mee bezig, langzaam, maar gestaag. India is een liberaal, tolerant en democratisch land en daarom ben ik er zeker van dat men niet zal streven naar een permanente status als ‘superpower’. Dat is een verraderlijke val. Het betekent immers niets anders dan het verkwisten van miljarden dollars aan bommen, kanonnen en marineschepen die geen enkel doel dienen.
Er zijn anders om de twee jaar wel bloedige terroristische aanslagen in Mumbai?

U schrijft: de economische vluchtelingen die van het platteland naar Mumbai komen, lijken een andere soort mensen te worden.
Je lijkt in de grote stad zelfbedrog nodig te hebben om verder te komen. Het is de grootste luxe. Shah en Masterji jagen hun belangen meedogenloos na. Heel veel arme boeren die naar de stad komen, in de vaste overtuiging dat ze in weelde naar hun familie zullen terugkeren, belanden in de goot, vaak in de sloppenwijken die rond de gloednieuwe torens zijn ontstaan. De bewoners van de luxe flats negeren de armoedzaaiers of maken handig gebruik van de goedkope arbeidskrachten. Shah houdt zichzelf voor dat hij een weldoener is voor de Indiase staat. Hij, rijk geworden door zichzelf én anderen weg te cijferen, wordt zelfs ziek van de slechte lucht op de bouwplaatsen van zijn projecten. Toch gaat hij door, net als de arbeiders. Voor hen is een kleine extra bonus voldoende. Shah is ervan overtuigd dat alles geoorloofd is om de economie te laten groeien.
Was het moeilijk om na het wereldwijde succes van De witte tijger weer te focussen op de Indiase samenleving. De laatste man in de toren lijkt minder ‘kwaad’, minder cynisch ook.
